Studiemateriaal: hoe maak je dat helder en toegankelijk?

Onder studiemateriaal verstaan we al het ondersteunend materiaal dat je studenten nodig hebben om je vooropgestelde doelen te bereiken, bijv. je syllabus, slides, (wetenschappelijke) artikels, (transcripts van) kennisclips, enzovoort. Je studiemateriaal doordacht invullen, structureren en vormgeven zal het leerproces van je studenten ondersteunen en zo bijdragen tot betere studieprestaties. In deze onderwijstip leer je hoe je helder en toegankelijk studiemateriaal opstelt.

Welke algemene aandachtspunten zijn er voor je studiemateriaal?

  • Elke lesgever legt per opleidingsonderdeel, voor de start van de lessen, de leerstof vast waarover de evaluatie zal gaan (OER, artikel 49). Maak dus je studiemateriaal voor je lessen beginnen. Als dat niet mogelijk is, stel dan een inhoudsopgave op die de basis is om het studiemateriaal telkens aan te vullen. Zo houd je het overzicht over wat er aan bod komt en hoe de leerinhouden samenhangen. Focus hierbij zeker op de zaken die tijdens de evaluatie aan bod zullen komen. 
  • Voorzie tijdig studiemateriaal dat aangepast is aan de onderwijsactiviteit en de beoogde competenties (zie OER, artikel 49). Om het met een voorbeeld wat concreter te duiden: Als je bv. in een bacheloropleiding uitsluitend hoorcolleges geeft, dan zijn slides met enkel kernwoorden/kernzinnen zonder verdere duiding of uitleg als studiemateriaal onvoldoende. 
  • Vertrek vanuit de competenties die je met je vak beoogt, en stel jezelf de volgende vragen:
    • Ondersteunt het voorziene studiemateriaal je studenten om de vooropgestelde doelen te bereiken of moet je tijdens de les en/of op Ufora extra instructies of leerinhouden voorzien, bijv. verwijzingen naar de actualiteit, extra artikels, een eigen voorbeeld dat de leerinhouden concretiseert, enz.? 
    • Kan je met dit studiemateriaal tussentijds testen of je studenten goed op weg zijn om de doelen te bereiken? Met andere woorden, lukt het om feedbackmomenten in te lassen met dit studiemateriaal of zet je beter nog meer in op bijv. verwerkingsopdrachten (cfr. infra: Inhoud)? 
    • Wat verwacht je dat je studenten al kennen? Kan je die voorkennis oproepen, bijv. door in je slides een quiz te integreren of studenten vooraf een filmpje te laten bekijken?
  • Varieer voldoende binnen je studiemateriaal : bied niet enkel een syllabus aan, maar bijv. ook slides, wetenschappelijke artikels, video’s, actuele verwijzingen in de vorm van nieuwsberichten, enz. Zo krijgen je studenten een waaier van mogelijkheden hoe inhouden kunnen worden aangeboden, waardoor ze verschillende visies op die inhouden krijgen. Dat bevordert niet alleen hun kritisch denken, maar helpt hen ook wanneer ze zelf de inhoud moeten reproduceren.
  • Zet steeds alle informatie over het studiemateriaal en eventuele ondersteunende initiatieven op Ufora vóór je lessen beginnen. 
  • Communiceer steeds helder over hoe die verschillende vormen van studiemateriaal zich tot elkaar verhouden, bijv. ondersteunen je slides een uitgeschreven syllabus of zijn je slides de essentie en moeten je studenten de rest uit artikels halen? Expliciteer de verwachtingen die je hebt: wat moeten studenten precies kennen en/of doen met elk van de studiematerialen?
  • Wees je ervan bewust dat je studiemateriaal een voorbeeld vormt voor de studenten. Wanneer zij een schrijftaak moeten maken of een presentatie geven, zullen ze zich qua opbouw, woordenschat, enz. spiegelen aan jouw syllabus of slides. Laat collega’s je studiemateriaal daarom nalezen op gebied van inhoud, structuur, taalfouten, enz.
  • Blijf steeds kritisch voor je eigen studiemateriaal , en evalueer het vooraf, tijdens en na je lessen. Bevraag je studenten over de inhoud, opbouw, enz. Laat een collega, al dan niet uit hetzelfde vakgebied, alles nalezen. 

Hoe bepaal je de inhoud van je studiemateriaal?

Wanneer je vertrekt vanuit de beoogde competenties en doelen, kan je je inhoud gemakkelijker afbakenen. Zorg ervoor dat je

  • opbouwt in moeilijkheidsgraad;
  • steeds relevante en actuele inhoud aanbiedt;
  • voldoende voorbeelden geeft om concepten en begrippen in een context te plaatsen;
  • verwijst naar extra (digitaal) ondersteunend materiaal;
  • herhaalt door bijv. herhalingsslides te integreren of in je syllabus op het einde van hoofdstukken samenvattingen toe te voegen.
  • voldoende uitdaagt. Stel hoge verwachtingen aan al je studenten.

Je kan in je syllabus verwerkingsopdrachten integreren, zoals vragen die begrip toetsen, zelftesten, enz. Voeg die sowieso toe aan je slides om je lessen interactief te maken. 

Hoe structureer je je studiemateriaal?

Je syllabus

Een volgend aandachtspunt voor helder en toegankelijk studiemateriaal is een goede structuur. De tekststructuur geef je steeds weer in een inhoudstafel voor- of achteraan je syllabus. Gebruik daarvoor voldoende tussentitels die de lading dekken van de tekstonderdelen. Zet steeds het kernwoord in de titel, cfr. de titels van de onderwijstips.

Begin je syllabus met een inleiding waarin je het volgende expliciteert: 

  • de doelen van je opleidingsonderdeel, gelinkt aan de eindcompetenties. Kopieer die niet zomaar uit je studiefiche, maar herschrijf ze in studententaal,
  • de plaats van je opleidingsonderdeel binnen de opleiding, met eventuele linken naar andere opleidingsonderdelen,
  • de rode draad van je leerinhouden: verduidelijk welke opbouw je volgt en waarom,
  • je evaluatievormen en -criteria,
  • een overzicht van al het studiemateriaal (extra slides, artikels, handboeken, enz.) en waar ze dat kunnen vinden,
  • je verwachtingen tegenover de studenten op gebied van
    • voorkennis, 
    • en attitude, bijv. bereidheid om het eigen leerproces in handen te nemen, motivatie, nauwgezetheid, enz. 

Overloop die informatie ook in je eerste les. Zet die met kernwoorden op je eerste slide.

Let goed op de opbouw van je alinea’s. Een alinea gaat telkens maar over één idee of aspect, dat in de eerste of de laatste zin staat. De rest van de alinea is de uitwerking van dat aspect. Je alinea’s en je zinnen hangen aan elkaar met structuuraanduiders. Die helpen je studenten de leerstof actief te verwerken: ze bevorderen het leesbegrip en helpen bij het schematiseren. Integreer ook structurerende alinea’s aan het begin van een hoofdstuk. Die tonen aan waar de student zich bevindt in het geheel.

Voeg achteraan je syllabus (eventueel) volgende bijlagen toe:

  • een begrippenlijst, al dan niet met verklaringen. Zo weten je studenten welke (vak)termen belangrijk zijn. Overleg met je collega’s om tot zo’n lijst van cruciale termen te komen. Of laat je studenten zelf zo’n begrippenlijst aanleggen.
  • Een literatuurlijst van gebruikte bronnen én extra bronnen. Sommige studenten hebben nood aan extra uitdaging, en kunnen zo meer lezen.

Las regelmatig beelden in, zoals tabellen, grafieken, foto’s, video’s, enz. Een combinatie van woord en beeld ondersteunt studenten om de leerstof beter te verwerken. Zo kunnen pictogrammen de structuur verduidelijken. Die vind je onder andere in de sjablonen van Ufora. Maar ook inhoudelijk kunnen bepaalde verwerkingsopdrachten daarop inspelen: laat ze bijv. informatie visualiseren in de vorm van een infographic of iets gelijkaardigs. Zorg er wel voor dat de beelden steeds relevant zijn. Gebruik bijv. niet zomaar foto’s om je syllabus op te vrolijken. Zeker bij slides hebben afleidende beelden een averechts effect op de leerprestaties. Voorzie je beelden ook steeds van een bijschrift en nummering. In de syllabustekst verwijs je naar die nummering zodat studenten weten hoe tekst en beeld samenhangen.

Je slides

Denk goed na over (het gebruik van) je slides. Slides zijn sowieso een ondersteuning voor je student, maar kunnen jou ook een houvast bieden. Let erop dat je niet te veel slides voorziet: richtlijnen stellen dat je ongeveer 3 minuten aan een slide mag besteden, wat dus een maximum van 20 slides per uur oplevert. 

Zet nooit te veel tekst op een slide, maar beperk je tot de essentie, liefst in woorden of korte zinsstukken. Lange zinnen zorgen er namelijk voor dat je studenten afgeleid zijn, en niet meer naar je verhaal luisteren. Hanteer de 1-6-6-regel: zet per slide 1 idee in maximum 6 regels en maximum 6 woorden per regel. Als je geen syllabus of ander ondersteunend materiaal kan aanbieden, om welke reden dan ook, kan je je slides steeds uitschrijven in de notities onderaan, en die beschikbaar stellen. 

Maak zelf de afweging hoeveel visuele elementen je toevoegt. Hoe meer visuele elementen, hoe meer je studenten moeten noteren, maar hoe minder houvast jij hebt als lesgever. Alleen maar  visuele elementen op je slides helpen om de aandacht te vestigen op je verhaal. Weet wel dat die slides op zichzelf geen betekenis hebben voor studenten, dus dat hun notities extra belangrijk worden. 

Je digitale studiemateriaal op Ufora

Zet je slides en (linken naar) extra ondersteunend materiaal op Ufora. Dat kan in de vorm van een leerpad.

Wees je ervan bewust dat digitaal studiemateriaal niet altijd in een leerpad hoeft te worden aangeboden, en de student dus zelf de volgorde van de leerinhouden kan kiezen. Zorg er dan voor dat elke webpagina op zichzelf staat. De link met de andere leerinhouden expliciteren is dan extra belangrijk. 

Let erop dat je alle hyperlinks een betekenisvolle beschrijving geeft. Schrijf bijv. niet “Klik hier”, maar “Klik hier om het artikel te openen”. Zo help je studenten die voorleessoftware gebruiken.

Taalgebruik

Een tekst beter en begrijpelijk maken, is niet hetzelfde als hem te simplificeren. Dat geldt niet alleen voor de woordenschat, maar ook voor de schrijfstijl. Schrijf academisch, maar hou het bondig, actief en helder. Lees daarvoor zeker alle tips die studenten krijgen op de taaladvies-website

Wees je ervan bewust dat je als docent academische woorden gebruikt die voor de meeste studenten nieuw zijn. Het is niet de bedoeling dat je die woorden vermijdt, integendeel. Benadruk in je studiemateriaal die nieuwe woordenschat, en zorg ervoor dat studenten die kunnen consolideren. 

Dat kan je door een begrippenlijst met verklaringen (cfr. supra: Structuur) aan te leggen, al dan niet in samenspraak met je collega’s. Je kan daarvoor de indextool van Word of de Ufora-tool Woordenlijst gebruiken. Als je niet weet welke termen in aanmerking komen voor zo’n lijst, neem dan contact op met taalbeleid@ugent.be

Zet daarnaast ook nieuwe termen in je syllabus in het vet, en neem enkel die termen op in je powerpointpresentatie, in plaats van volzinnen. Die visualisaties helpt studenten de woorden te onthouden. Laat studenten ook de nieuwe terminologie toepassen in activerende verwerkingsopdrachten.

Zorg er zeker voor dat je geen fouten maakt tegen de regels van de spelling, grammatica en interpunctie. Die regels vind je ook terug op de taaladvies-website. 

Gooi eens een stuk van je syllabus in de online KULeuven-Schrijfhulp. Daar krijg je feedback op structuur, stijl en taalvorm. De UGent heeft een licentie aangekocht voor Nederlands en Engels: de gebruikersnamen en wachtwoorden vind je op https://www.ugent.be/student/nl/studeren/taaladvies/schrijfhulp.htm

Hoe maak je je studiemateriaal toegankelijk?

Aandacht voor helder taalgebruik zorgt er ook voor dat elke student de syllabus en slides gemakkelijker kan begrijpen, ongeacht achtergrondkenmerken zoals een atypische vooropleiding, andere thuistaal, enz. Toegankelijkheid zit niet enkel in het taalgebruik, maar ook in een aantal praktische zaken. Zorg ervoor dat het studiemateriaal

  • op tijd bij de studenten is. Zo kunnen ze zich optimaal voorbereiden op nieuwe leerinhouden en termen. Bovendien verplicht het onderwijs- en examenreglement (artikel 49, paragraaf 1) dat je studiemateriaal waarover de evaluatie zal gaan voorafgaand aan je lessen beschikbaar is. Denk na welk materiaal je al in het begin van het semester kan communiceren; 
  • betaalbaar is. Print bijv. recto verso en vermijd lege tussenpagina’s. Vermeld de kostprijs van het studiemateriaal op de studiefiche. Maak daarbij het onderscheid tussen noodzakelijk en optioneel studiemateriaal. Bedenk of het zinnig is studenten dure handboeken te laten kopen waar je maar een stuk uit gebruikt. 
  • (digitaal) bereikbaar is voor elke student:
    Dat kan door bijv. kennisclips te ondertitelen, handboeken en slides digitaal ter beschikking te stellen, enz. Studenten met een functiebeperking mogen compenserende software, bijv. SprintPlus, gebruiken, waarvoor ze een digitale versie van je syllabus nodig hebben.
    Als je beelden hebt gebruikt, voorzie die dan van een heldere ‘alternatieve tekst’ (bij instellingen van je afbeeldingen). De software leest die tekst voor om te verduidelijken wat er op het beeld staat.
    Voor teksten en berichten die je op Ufora plaatst, kan je de functionaliteit 'toegankelijkheidscontrole' ('oogje') gebruiken. Je krijgt dan suggesties om de toegankelijkheid van je tekst te verbeteren. 
  • een verzorgde lay-out heeft. Voorzie in je syllabus een rustige bladspiegel door het gebruik van kantlijnen en witlijnen. Lijn de tekst links uit, in plaats van hem uit te vullen: dat verhoogt de leesbaarheid. Benadruk belangrijke woorden niet met hoofdletters of cursief, maar zet ze in het vet. Gebruik een schreefloos lettertype, bijv. Calibri, Arial, … zodat ook studenten met leesproblemen de tekst gemakkelijk kunnen lezen. De lettergrootte is idealiter tussen 10 en 14, met interlinie 1,15. Vemijd ingescande afbeeldingen of teksten: die kunnen wazig zijn. Volg de UGent-huisstijl voor de kaft van je syllabus.

    Bij slides gebruik je het best lettergrootte 40 voor titels, en 28/30 voor de standaardtekst. Gebruik de UGent-sjablonen voor een powerpointpresentatie.

    Lees meer tips over de vormgeving van slides op het studentenportaal

Hoe maak je je studiemateriaal herkenbaar voor alle studenten?

studiemateriaal moet steeds een diverse studentengroep aanspreken. Daarvoor is op de eerste plaats een inclusief taalgebruik noodzakelijk. Vervang bijv. “ Hij/Zij kan…” (verwijzend naar de student) door “Zij kunnen ...”. Lees hier meer over het gebruik van inclusieve voornaamwoorden.

Heb daarnaast oog voor de verschillende achtergronden van je studenten. Denk na over je woordkeuze en gebruik geen discriminerend taalgebruik. Wees je bewust van mogelijke stereotiepe beeldvorming wanneer je voorbeelden of casussen gebruikt.

Kies beeldmateriaal waarin studenten met diverse profielen en achtergronden zich kunnen herkennen. 

 

Meer weten?

Raadpleeg de bronnen waarop deze onderwijstip is gebaseerd:

Laatst aangepast 30 januari 2024 10:26